Leerde u op school ook dat de Eerste Wereldoorlog een oorlog voor de democratie was? Nochtans bestond in het Europa van 1914 bijna nergens algemeen stemrecht. Overal heerste een kleine elite van grootgrondbezittende adel en industriële burgerij. Die eerste klasse monopoliseerde de politieke macht, de tweede de economische. Maar beiden deden het in hun broek voor ‘de volksmassa’s’ en het spook van de revolutie dat hen overal volgde.
De analyse van Jacques Pauwels is onthutsend. Om een omverwerping van de heersende orde te vermijden, kwamen adel en burgerij terecht bij oorlog. Oorlog moest de revolutie en de democratisering tegenhouden. Oorlog kon ook de economische problemen oplossen die het gevolg waren van de onderlinge concurrentie tussen de grootmachten, die altijd op zoek waren naar territoriale uitbreiding voor het verwerven van afzetmarkten, bronnen van grondstoffen en goedkope arbeidskrachten.
Maar het draaide anders uit dan de elite verwacht had. In Rusland lukte de revolutie, in West-Europa waren hervormingen ten voordele van de kleine man onvermijdelijk, en in de rest van de wereld staken antikoloniale bewegingen de kop op. Toch bleef de elite dromen van een terugkeer naar de ‘goede oude tijd’. Dat ontaardde in de nachtmerrie van het fascisme en een nieuwe wereldoorlog.
Jacques R. Pauwels: De Groote Klassenoorlog 1914-1918. isbn: 9789491297694 ·paperback (15×22,5 cm) Epo, 2014, 672 p., € 34.90.